Persbericht
ADVIES SER WEEGT ZWAAR BIJ UITSPRAAK GERECHT INZAKE UITBREIDING BASISMAND ‘MAKUTU BASIKO’.
Willemstad, 1 november 2022 – Het Gerecht in Eerste (GEA) heeft gisteren vonnis gewezen in de zaak die de Belangenvereniging Curaçaosche Agenturen (BVCA) en de daarin vertegenwoordigde groothandel-importeurs van food en non-food producten (eisers) hebben aangespannen tegen het Land Curacao. De eis betrof het Land te verbieden uitvoering te geven aan de Regeling Makutu Básiko 2022 P.B. 2022, no. 91, hierna: de regeling) met ingang van 1 september 2022, althans om het Land te verbieden gevolg te geven aan de regeling. Daarnaast werd geëist het Land te bevelen de werking van de Regeling met ingang van 1 september 2022 uit te stellen voor een periode van ten minste zes maanden, en het Land te bevelen overleg te voeren met betrekking tot een alternatieve oplossing voor de komende periode.
Inzake de regeling, die een uitbreiding van de Makutu Básiko omvat, heeft de SER in mei 2022 advies uitgebracht. Het GEA heeft de overwegingen en conclusies van de SER zwaar laten meewegen in zijn eindoordeel.
Zo staat in de uitspraak te lezen dat ‘het Land de noodzaak van de invoering van de Regeling en het te verwachten effect daarvan in deze procedure niet met relevante onderzoeken heeft onderbouwd, ook niet na het zeer kritische advies van de SER. Naast de brief van BVCA van 6 december 2019, waarin kritisch werd gereageerd op het toen al bestaande voornemen van het Land de basismand uit te breiden, heeft ook de SER vele vraagtekens geplaatst bij de ontwerpregeling. Hoewel, zoals het Land ook stelt, het Land de kritieken en adviezen niet hoeft (op) te volgen, wél wordt van het land verwacht dat hij zijn keuze om tot de huidige Regeling te komen onderbouwt met een onderzoek en door belanghebbenden daartegen ingebrachte argumenten daarbij betrekt. Gebreken bij de totstandkoming en vaststelling van de Regeling kunnen niet achteraf, na invoering, worden hersteld, zoals het Land in reactie op het advies van de SER voorstelt. Eventuele nadelige gevolgen kunnen zich dan immers al hebben voorgedaan.’
Voor de tekst van het vonnis, klik hier.
De eindconclusie van het desbetreffende SER-advies luidde als volgt: ‘Hoewel er binnen de SER, vanuit sociaal perspectief bezien en rekening houdend met het voornemen tot koopkrachtverbetering van de laagste inkomens, breed draagvlak is voor de basisfilosofie achter de basismand, is de SER er niet van overtuigd dat de Makutu Básiko en de uitbreiding daarvan beantwoordt aan het nagestreefde doel en het meest geëigende en passende instrument is.’
Klik hier voor het advies van de SER.
De SER heeft herhaalde malen publiekelijk aangegeven dat uit de toelichting bij de ministeriële regeling, met algemene werking, tot uitbreiding van de Makutu Basiko blijkt dat wel degelijk is ingegaan op het merendeel van de aanbevelingen van de SER maar dat de Minister van Economische Ontwikkeling niettemin heeft overwogen de regeling vast te stellen. Tegelijkertijd heeft de SER beaamd dat zulks tot de discretionaire bevoegdheid van de Minister van Economische Ontwikkeling behoort en dat hij derhalve hier de verantwoordelijkheid voor draagt.