Persbericht
SER legt Sportfonds Curaçao onder de loep
WILLEMSTAD – De Sociaal-Economische Raad (SER) heeft op maandag 1 december 2025 een formeel advies aangeboden aan de minister van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport (OWCS), Sithree ‘Cey’ van Heydoorn, over het concept-landsbesluit, houdende algemene maatregelen, inzake het Sportfonds Curaçao.
Met dit concept-landsbesluit wil de regering een helder juridisch en bestuurlijk kader vastleggen voor de manier waarop publieke middelen voor sport worden verzameld, verdeeld en verantwoord. Het Sportfonds moet de maatschappelijke functie van sport versterken – van wijkveld tot topsport – en overheidsbeleid ondersteunen op het snijvlak van gezondheid, sociale samenhang en talentontwikkeling. In de ontwerpregeling zijn onder meer de doelstellingen van het fonds, de toegangseisen voor aanvragers, de beoordelingsprocedures en de regels voor verantwoording en publiciteit uitgewerkt.
Het concept-landsbesluit bouwt voort op de Landsverordening Sportfonds Curaçao (P.B. 2021, no. 120) en maakt het mogelijk de financiering van sport structureel te koppelen aan wettelijk geoormerkte inkomsten. Daarbij gaat het onder meer om een 3%-afdracht uit de kansspelketen op basis van de Landsverordening op de kansspelen (LOK), die via de Curaçao Gaming Authority (CGA) wordt geïnd en in het fonds moet vloeien, bovenop bestaande sportbudgetten en – historisch – de bijzondere benzineheffing. Het Sportfonds fungeert daarmee als schakel tussen verschillende publieke geldstromen voor sport, die via één kader moeten worden aangevraagd, toegekend en verantwoord.
In zijn advies benadert de SER het voorgenomen fonds langs drie sporen. Allereerst is er een juridische toets: de Raad kijkt naar de delegatiegrondslag in de Landsverordening Sportfonds, de verhouding tussen wet en landsbesluit, de systematiek van de regeling en de inpassing in het bredere stelsel van Curaçaose regelgeving, waaronder de Landsverordeningen Comptabiliteit 2010 en Financieel Beheer. Centraal staat de vraag of de voorgestelde regels passen binnen het mandaat van de formele wetgever en of de besluitvorming over toekenningen juridisch controleerbaar en rechtsstatelijk in te bedden is.
Daarnaast voert de SER een begrotingsrechtelijke en risicogerichte analyse uit. Daarbij wordt ingezoomd op de herkomst van de middelen (kansspelen, benzineheffing, algemene middelen), de meerjarige begrotingseffecten en de gevoeligheid voor schommelingen in inkomsten. Ook klassieke fondsrisico’s komen in beeld: het oppotten van saldi, dubbelfinanciering van projecten en ondoorzichtige stromen buiten het zicht van Staten en samenleving. De interne beheersing vormt een tweede rode draad: de manier waarop bevoegdheden zijn verdeeld tussen minister, Beheerscommissie en secretaris, en hoe controle, rapportage en audit worden georganiseerd binnen het reguliere financieel beheer van het Land.
Het derde spoor betreft de sociaaleconomische en beleidsmatige dimensie. De SER plaatst het fonds in de context van een snel vergrijzende bevolking, een hoge prevalentie van chronische aandoeningen en stijgende zorgkosten. Het advies verkent hoe sport en beweging – via gerichte projecten in wijken, bij verenigingen en in scholen – kunnen bijdragen aan gezondheid, participatie, arbeidsproductiviteit en sociale cohesie. Daarbij komt ook de vraag aan de orde in hoeverre een fondsconstructie beter werkt dan versnipperde subsidieregelingen, en welke indicatoren, monitoring- en evaluatieafspraken nodig zijn om de inzet van publieke middelen op termijn toetsbaar te maken.
De SER vertrekt in dit advies vanuit zijn vaste brede welvaartsbegrip: vooruitgang wordt niet alleen in economische termen gemeten, maar ook in sociaal welzijn, kwaliteit van de leefomgeving en duurzame ontwikkeling. Binnen dat kader wordt het Sportfonds bekeken als instrument om publieke middelen voor sport – en daarmee voor gezondheid en sociale samenhang – transparanter, voorspelbaarder en beter toetsbaar in te zetten. De Raad neemt daarbij het gehele traject onder de loep: van de juridische basis in de landsverordening, via de uitwerking in het landsbesluit en de financiële inbedding, tot de praktische uitvoering in wijken, bij sportorganisaties en andere aanvragers.
In het nu uitgebrachte advies aan minister Sithree ‘Cey’ van Heydoorn laat de SER in het midden of het Sportfonds uiteindelijk in de vorm moet worden vormgegeven zoals thans wordt beoogd. De Raad zet in plaats daarvan de cruciale vragen scherp op een rij: mag het fonds wat de regeling beoogt, is de financiering meerjarig beheersbaar, en draagt de gekozen opzet aantoonbaar bij aan publieke waarde? Deze drieslag – legaliteit, financiële houdbaarheid en sociaaleconomische effectiviteit – vormt de kern van de analyse die de minister en de regering moeten betrekken bij hun verdere besluitvorming over het Sportfonds Curaçao.

